Vandaag werd bekend dat ruim elfhonderd kinderen van ouders die in de toeslagaffaire verzeild raakten uit huis zijn geplaatst. Weg bij hun ouders. Waarmee hen onbeschrijfelijk leed is berokkend en ze opgezadeld zijn met een levenslang (jeugd) trauma.
Hoe ingrijpend jeugdtrauma’s zijn weet ik uit eigen ervaring. Een tijdje geleden nog vroeg een bevriend schrijfster wanneer ik over mijn jeugd een boek ging schrijven. Een boek zit er zeker in. De vorm heb ik alleen nog niet gevonden. De moed het allemaal op te schrijven ook nog niet.
MEEST LIEFDEVOLLE EN BESTE MOEDER
Hoewel mijn moeder er heel vaak langere tijd niet voor mij kon zijn ben ik gelukkig nooit uit huis geplaatst. Pleegzorg of kindertehuizen bleef mij godzijdank bespaard. Ik ben daar mijn opa en oma, mijn oom en tante, mijn vader en zijn nieuwe gezin en vrienden van mijn moeder tot op de dag van vandaag erg dankbaar voor.
Zelf heb ik geen idee hoe vaak mijn bipolaire moeder in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen is geweest. Als ze er wel voor me kon zijn was ze de meest liefdevolle en beste moeder die een kind zich maar kon wensen. Ook al was ze ook dan niet altijd de stabielste moeder. Maar als ze al dan niet gedwongen opgenomen werd moest ik toch ergens naartoe.
ALLESBEHALVE VANZELFSPREKEND
Dus woonde ik in mijn kindertijd regelmatig voor korte maar ook voor langere tijd bij familie of vrienden. Mensen die ik kende. Mensen die ik vertrouwde. Mensen die mij liefdevol en in alle warmte opvingen.
Regelmatig dringt de gedachte zich aan mij op dat het allemaal allesbehalve vanzelfsprekend is. Dat ik serieus het risico gelopen heb in de pleegzorg te belanden. Of op een andere manier uit huis geplaatst te worden.
Waarschijnlijk dat mij daarom het nieuws over de ruim elfhonderd uit huis geplaatste kindertoeslagkinderen wel zo raakt. Ik vind het van een onbeschrijfelijke wreedheid. Als die kinderen gevoelens van wrok zouden koesteren richting de overheid dan begrijp ik dat. Sterker nog, ik zou het ze niet eens kwalijk nemen.